dinsdag 16 maart 2010

Recensie 'Er is weinig aan de lente veranderd' In: Reformatorisch Dagblad

Oosterse poëzie en Groningse wierden
28-01-2009 15:55 | Klaas Fraanje
”Er is weinig aan de lente veranderd” is alweer de derde bundel van dichteres Jane Leusink, die in 2003 met haar debuutbundel ”Mos en gladde paadjes” de C. Buddinghprijs voor het beste debuut won. In deze derde bundel lijkt Leusink meer bezig te zijn met taal dan met inhoud, waardoor de meeste gedichten wat minder toegankelijk zijn dan in haar eerdere werk.

Dat de gedichten in deze nieuwe bundel wat minder toegankelijk zijn, komt misschien wel vooral doordat de zinnen op het eerste gezicht vaak meer ’gestapeld’ lijken dan dat ze een syntactische eenheid vormen. De meeste gedichten bestaan wel uit strofen, maar verder dan dat gaat de vormvastheid van Leusink meestal niet. Vóór alles is ”Er is weinig aan de lente veranderd” echter een heel persoonlijke dichtbundel.

Jane Leusink (1949) is, samen met chef-kok Dick Soek, eigenaar van een restaurant met een Michelinster in het Groningse Leens. Zowel haar culinaire interesse als het noordelijke landschap met zijn geschiedenis, zijn wierden en zijn wandelaars, klinkt door in haar gedichten. Daarnaast vindt Leusink inspiratie bij andere cultuuruitingen, zoals gedichten, schilderijen en beeldhouwwerken, maar ze laat zich ook inspireren door cartoons of een toevallige ontmoeting. Tamelijk veel gedichten zouden kunnen worden gelezen als een bespiegeling op de wereld die zo weinig lijkt te zijn veranderd na een groot verlies. Ook de titel lijkt hierop te duiden. Om te zeggen dat dit het thema van de bundel is, zou echter te ver gaan.

De in totaal 29 gedichten in de bundel zijn verdeeld over drie delen met de titels ”Nu”, ”Hier” en ”Dit”, waarbij deze drie titels ook de titel zijn van een gedicht. ”Dit” bestaat slechts uit één gedicht, maar in ”Nu” en ”Hier” zijn de gedichten ondergebracht in respectievelijk twee en drie ”plaatsen”. De gedichten van ”Nu”, die veelal terugblikkend lijken te zijn, zijn onderverdeeld in ”Vrijplaats” en ”Schuilplaats”. In het deel ”Hier” voert Leusink haar lezers achtereenvolgens langs ”Oefenplaats”, ”Buitenplaats” en ”Werkplaats”.

In het gedeelte ”Oefenplaats” maakt Leusink gebruik van een verrassende vorm. In deze gedichten, die uit vierregelige strofes bestaan, worden de regels twee en vier uit een strofe herhaald als de regels één en drie van de volgende strofe. Deze vorm, die oorspronkelijk uit het Maleisië van de vijftiende eeuw stamt, heet ”pantoen” en werd daar ooit gezongen. In theorie zou een pantoen oneindig kunnen doorgaan, maar vaak laat Leusink de regels drie en één van de eerste strofe in de laatste strofe terugkeren, zodat het gedicht eindigt met de eerste regel. Zo vormt het als het ware een cirkel en is de pantoen op een andere manier oneindig. Het is goed gevonden dat dit uitproberen van een vorm juist plaatsvindt in ”Oefenplaats”.

In totaal zijn er vijf pantoens opgenomen, die allemaal vooraf worden gegaan door een strofe van een andere dichter. Door deze intertekstualiteit, maar vooral door de verrassende vorm, behoren deze gedichten tot de interessantste van de bundel. Het experimenteren met een voorgeschreven vorm en de noodzaak om binnen een dergelijk keurslijf toch speels en origineel te blijven, dwingen Leusink om zeer weloverwogen en daarmee bovengemiddeld te formuleren.

Zoals gezegd is deze bundel persoonlijk getint. Daardoor kunnen gedichten erg sprekend zijn, maar het gevaar ligt op de loer dat lezers die de gebeurtenis of persoon waarop het gedicht teruggrijpt niet kennen, buiten de intimiteit van het gedicht blijven. Sowieso is een aantal van Leusinks gedichten wel erg afhankelijk van de inspiratiebron (beeld, schilderij, houtsnede etc.) waarbij zij zijn geschreven. Of de taal van deze gedichten dan boeiend genoeg is om de aandacht vast te houden, is een kwestie van smaak.

In ”Er is weinig aan de lente veranderd” ligt de zinvolle betekenis niet voor het oprapen; misschien is de bundel daarvoor te zeer geworteld in het nu en hier van het noordelijke land. Wie echter openstaat voor de interesses van Leusink en raad weet met haar stijl en taal, heeft met ”Er is weinig aan de lente veranderd” een goed verzorgde bundel in handen, vol gedichten die meer gaan spreken naarmate ze vaker herlezen worden.

N.a.v. ”Er is weinig aan de lente veranderd”, door Jane Leusink; uitg. Kleine Uil, Groningen, 2008; ISBN 978 90 7748 766 2; 63 blz.; € 14,50.