dinsdag 2 maart 2010

Recensie 'Erato' , Leeuwarder Courant

Leeuwarder Courant

De wachter is de dood

De wachter is de dood
De tweede bundel van Jane Leusink (1949), 'Erato', is niet gemakkelijk, maar indrukwekkend. De gedichten vragen om een zorgvuldige lezing. Zij kreeg voor haar eerste bundel, 'Mos en gladde paadjes', de C.Buddingh'-prijs 2003. Eerder schreef zij de teksten voor het boek 'Koken op het Hogeland' en dat heeft te maken met haar bemoeienissen met Het Schathoes bij de borg Verhildersum.
De nieuwe bundel is geschreven in memoriam Leo Cukier. Ook al weet je als lezer niets van particuliere bijzonderheden, het wordt al gauw duidelijk dat het de geliefde betreft. Hij heeft het verschijnen van de eerste bundel ('Voor Leo') nog meegemaakt, maar kon wegens zijn ziekte niet meer naar de presentatie komen. Hoewel je als lezer zou kunnen verwachten dat de persoonlijke omstandigheden - de dood van de geliefde, het wedervaren van twee dochters, de aandacht voor lekker eten, gokken, mooie auto's, bergwandelingen, kennis van literatuur en kunst - een te particuliere bundel zou opleveren, is dat niet het geval. De dichteres weet het persoonlijke door taalgebruik en vormkracht naar een hoger, algemeen geldig niveau te tillen.

Zo is er het gedicht 'Wachter'. De aantekeningen achterin laten weten dat de wachter in de Middeleeuwen het eind van de nacht aankondigt en daarmee de (geheime) geliefden dwingt afscheid van elkaar te nemen. Het genre wachterlied was tot in de zeventiende eeuw zeer populair.

P.C.Hooft schreef bijvoorbeeld 'Galathea, ziet den dag komt aan'. Bij Jane Leusink is de wachter de dood en dat geeft een gruwelijke draai aan het genre. Het begint zo, en let op het algemene: 'Een vrouw leest je over, schrijft je behoedzaam / uit: wij gingen het meemaken, vagebonden over / het puntachtige, hoe het in vredesnaam moest / met het dierbare. Wij verlieten // onze uitgestippelde hoofden, trokken / onbepakt onze lichamen binnen, / kropen achter ribben weg, lieten / onze gezichten als wezen achter.'

Een vrouw ordent de aantekeningen van haar overleden man. Zij gingen het sterven meemaken: 'vagebonden over / het puntachtige'. Hier gebruikt zij beelden die horen bij de hoge bergwandelingen, maar die verwijzen naar de grenservaring van het ziekbed. Uitgestippelde levensplannen moet je loslaten; het sociale leven moet je loslaten.

Niets kun je meenemen: 'kropen achter ribben weg'. Even verder in het gedicht zegt de aangesprokene: 'kijk / hoe mijn arm nu al dunner is // dan de jouwe. Naarmate wij dichterbij / kwamen werd het zicht minder, kronkels, / krommingen doemden onze ruggen, / onze voeten verloren de wereld van rechte // lijnen'. En het gedicht eindigt zo: 'Schrijft een vrouw tot over het wegzinken / heen: red mij niet, nooit. Wachter.'

Dit gedicht is exemplarisch. De hele bundel is een hartstochtelijke poging om de dode geliefde trouw te zijn, te blijven, voor nu en altijd en dat maakt de dichteres algemeen geldig. Ze doet het zonder ooit sentimenteel te worden. Bijzonder is dat er bij het lezen ook te grimlachen valt: er moet worden doorgeleefd met alle ironie die daarbij te pas komt.

Ook de gedichten die werden geschreven in opdracht, bijvoorbeeld de reeks 'Verborgen terreinen', bij de Noorderlicht fotomanifestatie in de provincie Groningen, staan in het teken van het afscheid: 'Maar zie mij staan, zie mij nu aan in eenzaamgroene / wegvlietenhouten krans van wilgentakken' en 'Over onszelf vraag ik: zie je me / staan, bloed ik niet te erg? Vraag: dump me / niet, ook al komen onze tijdschema's niet overeen.'

REMCO EKKERS

JANE LEUSINK: Erato. Mozaïek, Zoetermeer; 63 blz., €13,50.